maandag 19 mei 2008

Kleine wereld, grote God

Het is deze leerling die over dit alles getuigenis aflegt, en het ook heeft opgeschreven. Wij weten dat zijn getuigenis betrouwbaar is. Jezus heeft nog veel meer gedaan: als al zijn daden, een voor een, opgeschreven zouden worden, zou de wereld, denk ik, te klein zijn voor de boeken die dan geschreven moesten worden. (Joh. 21:24,25)

REFLECTIE

Een grote God en een kleine wereld. Zo begon Johannes zijn verhaal over Jezus. ‘Het Woord was in de wereld, de wereld is door hem ontstaan en toch kende de wereld hem niet.’* Aan het eind van zijn verslag komen we Johannes opnieuw tegen en het lijkt wel of hij met een glimlach tegen ons zegt: Wat een grootse geschiedenissen, wat een kleine wereld! En wat een geweldige Heer volgen wij!

In gedachten zie ik hoe Johannes straalt terwijl hij deze woorden opschrijft. De meest indrukwekkende daden van zijn Heer heeft hij op schrift gesteld, maar hij moest natuurlijk een selectie maken. Als hij alle daden van Jezus zou hebben opgeschreven, dan kwam hij tijd, ruimte en woorden tekort.

GEBED
Trouwe God, dank U voor uw Zoon. Wij mochten in de woorden van Johannes iets van zijn grootheid, zijn schitterende uitstraling, zijn genadige goedheid zien. Nog altijd zien we uw liefde weerspiegeld in de woorden die werden opgeschreven door de leerling van wie Jezus hield. Wij hebben genoten van zijn beschrijvingen, geleerd van zijn waarnemingen. Dank U voor uw Woord. Dank U voor het licht dat in ons harten ontstoken is. Laat ons dat licht weerkaatsen, zodat veel mensen U zullen vinden! Amen

* Johannes 1:10

dinsdag 13 mei 2008

Het is niet jouw zaak

Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde – de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die hem zou verraden. Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: ‘En wat gebeurt er met hem, Heer?’ Maar Jezus antwoordde: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’ Op grond van deze uitspraak hebben sommige broeders en zusters gedacht dat deze leerling niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd: ‘Hij zal niet sterven,’ maar: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom.’ (Joh. 21:20-23)

REFLECTIE

Johannes blijft indirect over zichzelf schrijven als ‘de leerling van wie Jezus hield’. Waar Petrus voorop gaat, stappen zet, actie onderneemt, blijft Johannes een geduldige volgeling. Niet spectaculair, op het eerste gezicht, maar bij nader inzien bijzonder indrukwekkend. Zie hem daar lopen, in het voetspoor van zijn Meester. Hij heeft ongetwijfeld het gesprek tussen Jezus en Petrus gehoord en daarom kan hij ons er woordelijk verslag van uitbrengen.
Petrus heeft te verstaan gekregen wat hem in dit leven te wachten staat. Hij lijkt amper te beseffen hoe ernstig de woorden van zijn Heer zijn. Petrus draait zich om, kijkt terug en ziet Johannes daar zwijgend lopen. ‘Wat gebeurt er met hem, Heer?’ De Meester neemt geen blad voor de mond. Met zoveel woorden zegt Hij tegen Petrus: Bemoei je niet met de zaken, vriend. Jij moet gewoon doen wat Ik je heb opgedragen.

GEBED
Ik kan het niet helpen, Heer. Ik herken veel van mezelf in Petrus. Graag wil ik zelfverzekerd, slagvaardig, ferm en flink in het leven staan. Wat kost het U een tijd en moeite om de harde kantjes van ons karakter weg te hakken. Wat moet U een geduld hebben met ons en wat zult U vaak zuchten over onze eigenwijsheid, nieuwsgierigheid en bemoeizucht. Hier ben ik, Heer: vertel me wat ik moet doen en laten. Schaaf aan mijn karakter, maak mij bereidwillig, help mij om U te volgen in plaats van U hinderlijk voor de voeten te lopen.

maandag 5 mei 2008

Volg Mij

Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei hij: ‘Volg mij.’ (Joh. 21:18,19)

REFLECTIE

Petrus mag verder leven voor zijn Heer. Maar hij krijgt geen wervende reclamefolder in zijn handen gedrukt met schitterende vergezichten en ronkende teksten. Jezus vertelt zonder omwegen wat zijn stoere leerling te wachten staat: gevangenschap en een martelaarsdood. Het lijkt wel of deze ernstige woorden niet geheel tot Petrus doordringen. Maar Johannes, de leerling die alles opschreef opdat wij in Jezus zouden geloven, windt er geen doekjes om. Jezus volgen betekent risico lopen. Het kost je met zekerheid alles. Maar dankzij de Heer die ons zijn leven gaf, is onze kans op de hemel 100%.

GEBED
Heer Jezus, ik wil U graag volgen, maar ik sta niet te popelen als dit betekent dat ik mijn leven moet geven. Ik houd van dit leven, eerlijk gezegd. Natuurlijk, mijn leven is van U, maar met elke vezel voel ik me nog verbonden met dit aardse bestaan. Ik geloof dat U mij in de loop der tijd steeds verder aan het losmaken bent. Doe het maar, Heer, bevrijd mij maar van alle banden die mij beknellen en gevangen houden. Ik weet niet waar mijn persoonlijke weg hier op aarde eindigt, maar ik twijfel er niet aan dat U mij in het Vaderhuis zult ontvangen. Verlosser, maak mij losser!

maandag 28 april 2008

De visser wordt herder

Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. (Joh. 21:15-17)

REFLECTIE

Alsof Petrus al niet diep genoeg gegaan was. Jezus brengt zijn stoerste leerling in verlegenheid. Tot driemaal toe vraagt Hij hem om een liefdesverklaring: ‘Simon, zoon van Johannes, heb jij mij lief?’ Tot driemaal toe komt het antwoord – en de laatste keer klinkt het met een gebroken stem: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’
Dezelfde man die tot driemaal toe zijn persoonlijke relatie met Jezus ontkend had, verklaart zijn Heer tot driemaal toe zijn liefde. Jezus herstelt de relatie en herhaalt zijn opdracht. En Petrus krijgt een nieuw beroep: de visser wordt herder.

GEBED
Heer Jezus, kom tot uw doel in mijn leven. Misschien heb ik niet gedaan wat U van mij hebt gevraagd. Er zijn momenten in mijn leven geweest waar ik liever niet aan wordt herinnerd. Dagen dat ik op eigen kracht mijn doelen vaststelde. Tijden dat ik leefde alsof ik uw stem niet had verstaan. Donkere nachten van pijn en verloochening. Maar daar staat U opnieuw: geduldig en liefdevol. Jazeker, Heer Jezus, ik heb U lief. Ik houd van U. U bent mij alles waard. Zeg maar wat ik moet doen, graag wil ik in uw naam anderen in veiligheid brengen; uw schapen voedsel, zorg en aandacht geven. Maak ook maar een herder van dit eigenwijze schaap.

maandag 21 april 2008

Over de andere boeg

Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te eten?' 'Nee,' antwoordden ze. 'Gooi het net aan stuurboord uit,' riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op – meer had hij niet aan – en sprong in het water. (Joh. 21:5-7).

REFLECTIE
De beste stuurlui staan aan wal. Gewoonlijk zeggen we hiermee dat het 'deskundige' advies van buitenstaanders ons helemaal niets oplevert. Maar Jezus is geen buitenstaander – Hij is de absolute Meester. Zijn leerlingen proberen op eigen kracht in hun onderhoud te voorzien, maar hun inspanningen leveren hen niets op. De vraag van Jezus: 'Hebben jullie soms iets te eten?' werkt op mijn lachspieren. Alsof Jezus iets van ons nodig zou hebben! Onder het motto 'je weet maar nooit' gooien de leerlingen het net op zijn woord over de andere boeg. Een verstandige daad. En het net knapt bijna uit elkaar vanwege de onvoorstelbare hoeveelheid vissen!

GEBED
Lieve Heer, Johannes had het als eerste door: U stond daar aan de kant en U gaf de instructie om het net over de andere boeg te gooien! Gelukkig zijn er mensen die hun oren wijd open houden. Hoe vertrouwder zij met U omgaan, hoe beter zijn zij geoefend in het herkennen van uw stem en het verstaan van uw wil. Zo'n leerling wil ik zijn! Zo'n luisteraar wil ik worden!

Petrus kon zich niet langer beheersen en wilde het liefst opnieuw over het water naar U toelopen. Ik houd van die man! Halfnaakt stapte hij overboord, zijn Meester tegemoet. Zo'n leerling wil ik zijn! Als ik hardleers ben en eigenwijs gehandeld heb, roep mij dan tot de orde. Al sta ik halfnaakt, al moet ik kopje onder… wat maakt het uit? Heer, ik ren naar U toe!

vrijdag 18 april 2008

Terug naar af

Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee,' zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. Joh. 21:3,4

REFLECTIE

Jezus is volgens Johannes een aantal keren aan zijn leerlingen verschenen. Voor Tomas, die niet kon geloven zonder te zien, kwam Jezus nog eens speciaal terug. Daarna verscheen Jezus aan zijn leerlingen bij het meer van Tiberias. Het is Petrus die als eerste besluit om zijn oude ambacht – vissen vangen – weer ter hand te nemen. Misschien dacht hij dat het na deze verschijningen van de levende Heer afgelopen was. Zijn vrienden volgden Petrus, als was hij hun nieuwe leider. De mannen die opgeroepen waren 'vissers van mensen' te worden, vielen na drie jaar intensief persoonlijk onderwijs van de Meester terug op hun oude 'zekerheden' en 'middelen van bestaan': terug naar af, zogezegd. En wat was de eerste opbrengst van hun eigen inspanningen? Gebakken vis? Nee, gebakken lucht!

GEBED
Heer Jezus, wat kunnen wij mensenkinderen toch ongelofelijk hardleers zijn! U geeft ons een opdracht, maar U bent nog niet uit beeld of wij gaan weer gewoon ons eigen gang alsof we niets gehoord, niets gezien, niets begrepen hebben van uw woorden. Ik denk echt niet dat ik het beter had gedaan dan Tomas, Petrus of een van die andere mannen. Hoe vaak heb ik uw stem genegeerd? Hoe vaak ben ik gewoon weer gaan doen wat mij op dat moment zelf het beste of verstandigste idee leek? Ik weet het Heer: werken in eigen kracht levert niets op. Help mij, want ik wil gehoorzaam uw wil blijven doen.

maandag 7 april 2008

Wees niet langer ongelovig

Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (Johannes 20:24-29)

REFLECTIE
Tomas was er niet bij toen Jezus kwam. Johannes vertelt niet waarom dat zo was. Uit de reactie van Tomas op het getuigenis van zijn vrienden, blijkt dat deze man niet het sentimentele type was, maar eerder het rationele deel van de mensheid vertegenwoordigde. Er staat nergens dat Tomas niet wilde geloven dat Jezus opgestaan was, uit alles blijkt dat hij het gewoon niet kon geloven. En is dat zo verwonderlijk?
In elk geval is Tomas nog steeds in de kring van Jezus’ vrienden als het wonder van de verschijning zich een week later herhaalt. Speciaal voor Tomas komt Jezus nog eens in de kring terug om ook het laatste beetje ongeloof weg te halen. De rationele Tomas krijgt tastbaar bewijs van de opstanding van Jezus en dit brengt hem op de knieën voor zijn Heer, zijn God.

GEBED
Heer, ik kan me wel voorstellen dat Tomas niet kon geloven dat U uit de dood was opgestaan. Misschien durfde hij zich niet over te geven aan dit geloof, misschien was hij bang voor teleurstelling, misschien dacht hij dat zijn vrienden in hun verdriet waandenkbeelden gekregen hadden. Maar hij bleef trouw en U kwam terug om bij hem de twijfel weg te nemen.
Ik heb U niet met eigen ogen gezien, maar moet afgaan op wat uw vrienden, mannen als Johannes, ons vertellen. Soms vind ik het ook moeilijk of bijna onmogelijk om te geloven, Heer. Maar ik kies er voor om U als Heer en God te erkennen en ik ben erg blij met de zegen die U uitspreekt over mensen die niet zien en toch geloven. Wees ons genadig Heer, kom ons opnieuw tegemoet. Amen

maandag 31 maart 2008

Waarom huil je?

Maria stond nog bij het graf en huilde. Huilend boog ze zich naar het graf, en daar zag ze twee engelen in witte kleren zitten, een bij het hoofdeind en een bij het voeteneind van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen. ‘Waarom huil je?’ vroegen ze haar. Ze zei: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze hem hebben neergelegd.’ Na deze woorden keek ze om en zag ze Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. ‘Waarom huil je?’ vroeg Jezus. ‘Wie zoek je?’ Maria dacht dat het de tuinman was en zei: ‘Als u hem hebt weggehaald, vertel me dan waar u hem hebt neergelegd, dan kan ik hem meenemen.’ Jezus zei tegen haar: ‘Maria!’ Ze draaide zich om en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat betekent ‘meester’.) Johannes 20:11-16

REFLECTIE

Maria van Magdala was intens verdrietig. Met een paar woorden beschrijft Johannes hoe deze vrouw ontredderd kijkt naar het lege graf van Jezus. Meestal moeten engelen bij een ontmoeting met gewone mensenkinderen eerst zeggen: ‘Wees niet bang’, maar deze engelen vragen de diepbedroefde vrouw: ‘Waarom huil je?’
Kennelijk kan Maria de situatie niet meer aan en zijn haar ogen gevuld met tranen – zo erg zelfs, dat zij haar Meester niet direct herkent wanneer Hij plots bij haar staat. Ook Hij vraagt haar: ‘Waarom huil je?’ gevolgd door een tweede vraag: ‘Wie zoek je?’
Is het niet duidelijk waarom Maria huilt? Weet Jezus niet wie zij zoekt?

GEBED
Lieve Heer, in een paar regels beschrijft Johannes hoe een intens verdrietige vrouw door U tegemoet wordt getreden. Wij zijn geneigd om mensen in moeilijkheden direct een oplossing aan te bieden, vooral wanneer wij precies weten wat het antwoord op hun vragen is. Maar hier zien wij hoe Maria eerst de kans krijgt om haar verdriet en wanhoop uit te spreken. Pas daarna ontdekt zij dat het antwoord op al haar vragen dichterbij is dan zij durft te dromen.
Help ons om in dagen van verdriet terug te denken aan deze indrukwekkende ontmoeting. Help ons om dan ook door onze tranen heen op te kijken naar U, onze levende Heer die dichterbij is dan wij kunnen zien. En help ons ook om wijze vragen te stellen wanneer wij zelf iemand tegenkomen die overmand is door verdriet. Amen

dinsdag 25 maart 2008

Hij zag het en geloofde

Petrus en de andere leerling gingen op weg naar het graf. Ze liepen beiden snel, maar de andere leerling rende vooruit, sneller dan Petrus, en kwam als eerste bij het graf. Hij boog zich voorover en zag de linnen doeken liggen, maar hij ging niet naar binnen. Even later kwam Simon Petrus en hij ging het graf wel in. Ook hij zag de linnen doeken, en hij zag dat de doek die Jezus’ gezicht bedekt had niet bij de andere doeken lag, maar apart opgerold op een andere plek. Toen ging ook de andere leerling, die het eerst bij het graf gekomen was, het graf in. Hij zag het en geloofde. Johannes 20:3-8

REFLECTIE

Twee leerlingen van Jezus zijn door Maria van Magdala gealarmeerd: het lichaam van Jezus is weg! Johannes, de man die in zijn evangelie een ooggetuigenverslag geeft van het leven en het overlijden van zijn Meester, rent voor Petrus uit. Hij komt als eerste bij het geopende, lege graf aan, maar wacht (uit angst? uit beleefdheid?) op Petrus voordat hij het graf binnengaat. Maar hij kan zich in de tussentijd niet beheersen, buigt zich voorover, kijkt in het graf en ziet daar de linnen doeken liggen waarin het gebalsemde lichaam van Jezus gerold was. Het lichaam is weg, maar de doeken zijn achtergebleven als een lege cocon. De doek die Jezus’ gezicht bedekt had, is netjes weggelegd. Een klein detail, maar voor Johannes is het kennelijk een overtuigend bewijs: zijn Heer is als Overwinnaar uit de dood tevoorschijn gekomen!

GEBED
Heer Jezus! Wat is het mooi om dit feitelijke verslag van uw leerling Johannes te lezen. Uw trouwe vriend die steeds dicht aan uw zijde bleef; de leerling die aan de voet van uw kruis stond en zich over uw moeder mocht ontfermen; hij mag met eigen ogen zien dat U het graf verlaten hebt. ‘Hij zag het en geloofde’ – en wij lezen zijn woorden en geloven eveneens. U bent de levende Heer en U bent ons vertrouwen waard!
Laat ons leven uit over opstandingskracht, geef ons zicht op U en op de toekomst die we samen met U tegemoet mogen gaan. De dood is verslagen, U bent Heer! Amen

maandag 17 maart 2008

Kleur bekennen

Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea – die uit vrees voor de Joden in het geheim een leerling van Jezus was – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee. Nikodemus, die destijds ’s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruikelijk is bij een Joodse begrafenis. Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin. (Joh. 19:38-42)

REFLECTIE

Wie is er een held? Wie durft onverschrokken altijd en overal uit te komen voor zijn geloof in Jezus Christus?
Josef uit Arimatea had kennelijk veel te duchten van dezelfde mannen die Jezus hadden laten veroordelen en kruisigen. Hij moest op z'n tellen passen. Uit het evangelie van Matteus weten we dat deze Josef een rijke man was en dat het nieuwe graf waar hij Jezus naartoe bracht eigenlijk voor hemzelf bedoeld was. Maar Josef had meer respect dan angst, meer liefde dan vrees. Hij kwam uit de anonimiteit naar voren, benaderde Pilatus en zorgde er persoonlijk voor dat het lichaam van zijn Heer een fatsoenlijke joodse begrafenis kreeg.
Nikodemus zijn we al tegengekomen in Johannes 3. Hij was een hooggeplaatst farizeeër, een joodse leider. In Johannes 7:50 zie we dat hij zich durfde uit te spreken voor een eerlijke rechtsgang. Nu Jezus gestorven is en Nikodemus zich beter gedeisd kan houden, bekent ook deze dappere, rechtschapen man kleur. Hij geeft een vermogen uit om het lichaam van zijn Heer te balsemen en samen met Josef van Arimatea bewijst hij zijn Heer de laatste eer.

GEBED
Heer Jezus, we staan stil bij uw kruisdood. We hebben ons vaak een voorstelling gemaakt van uw lijden en sterven, maar goedbeschouwd was uw dood onvoorstelbaar wreed en ongelofelijk pijnlijk. Dank U dat U deze gruwelijke dood wilde sterven om ons te verlossen van schuld en het eeuwige leven te schenken.
Dank U ook voor de levens van Nikodemus en Josef van Arimatea. Toen het er echt op aan kwam, zijn deze mannen dapper naar voren gekomen en hebben zij kosten noch moeite gespaard om U eer te bewijzen. Misschien waren zij geen radicale bekeerlingen die ogenblikkelijk alles loslieten om U onmiddelijk te volgen. Waarschijnlijk hadden zij veel te verliezen en liepen zij grote risico's. Maar wij zien hoe U geleidelijk in hun levens tot uw doel komt en hoe deze mannen hun angst verloren en een krachtig getuigenis van hun liefde voor U hebben achtergelaten.

maandag 10 maart 2008

Superieur

Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat is uw zoon,’ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest. (Johannes 19:25-30)

REFLECTIE

Hoe machteloos kun je zijn? Jezus was zwaar mishandeld, had zelf een groot deel van de weg met een balk gezeuld, was met handen en voeten aan het kruis genageld en hing daar te sterven van de pijn. Letterlijk. Wie heeft er nog oog voor een ander in dergelijke omstandigheden? Jezus. Hij sprak vergeving uit voor de mensen die Hem dit lijden hadden aangedaan, verzekerde een van zijn medegekruisigden dat hij dezelfde dag nog met Hem in het paradijs zou zijn en regelde vanaf het kruis dat Maria vanaf nu weer een goede zoon had - en Johannes een lieve moeder.
Jezus heeft de regie volledig in handen, terwijl Hij menselijk gesproken tot niets meer in staat is. Johannes wijst ons er op dat Jezus woorden uitsprak om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan. Terwijl de andere gekruisigden nog machteloos op het moment van hun overlijden moesten wachten, boog Jezus zijn hoofd en gaf de geest.

GEBED
Heer Jezus, wat we ook over U lezen en waar we het ook in de Bijbel lezen - het is allemaal even indrukwekkend. Zoveel profetieën die eeuwen daarvoor over de komende Messias waren uitgesproken, werden bijna terloops door U vervuld. Soms zorgden zelfs uw vijanden ervoor dat deze voorzeggingen tot in detail zijn uitgekomen! U hebt uw tegenstander op elk punt volledig verslagen. En dat op een manier die hij nooit had kunnen bedenken: door zwak te zijn en uit liefde alles weg te geven. Superieur! Ik prijs U, Jezus, U bent Heer! Amen.

maandag 3 maart 2008

Jezus in het midden

Zij voerden Jezus weg; hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota. Daar kruisigden ze hem, met twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden. (Johannes 19:16-18)

REFLECTIE
De dood door kruisiging. Een wredere manier om iemand van het leven te beroven kun je bijna niet bedenken. Johannes vertelt ons dat Jezus zelf het kruis droeg naar de plaats van executie. We weten uit andere getuigenverslagen dat Simon van Cyrene uit het publiek gehaald werd om Jezus bij het laatste deel van de gruwelijke voettocht te helpen. Dat zegt alles over de pijn die Jezus was aangedaan tijdens zijn 'verhoor'. De timmerman die als jongeman met zware balken had gesleept, was nu niet meer in staat om zelf die laatste meters met het kruishout te lopen. En hoe gek het ook klinkt, ik ben blij dat er tenminste nog één mens was die – zij het gedwongen – iets voor Hem kon doen. Johannes vertelt ons zonder veel omhaal van woorden dat Jezus in het midden hing. Daar hing hij, volmaakt onschuldig, tussen twee mannen die straf verdiend hadden – al mag ik me misschien ook in hun geval afvragen waarom dat zo'n gruwelijk wrede straf moest zijn.

GEBED
Trouwe Heer, we staan regelmatig stil bij uw dood. We hebben afbeeldingen gezien, filmbeelden zelfs, die ons een idee geven van uw verschrikkelijke lijden. Maar eerlijk gezegd kunnen we er ons nog geen voorstelling van maken.
De twee mannen die met U gekruisigd werden wisten wel wat U doormaakte. Zij hingen daar omdat zij volgens de wetten van die tijd straf verdiend hadden, maar wie is er zonder schuld dan U alleen? Ook deze mannen konden hun eigen zonden niet wegwassen en waren voor vergeving volledig afhankelijk van U die daar in het midden hing. Geen van deze mannen kon actief iets doen om eeuwig leven te verdienen, ook hun eigen kruisdood bracht geen verlossing. We weten dat één van hen in die laatste momenten van zijn leven U als Redder vond. Wat een onvoorstelbaar groots moment. U deelde zelfs in uw diepste pijn en eenzaamheid nog liefde, aandacht en vergeving uit. U bent Heer! Amen

maandag 25 februari 2008

Hier is hij, de mens

Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorntakken, zetten die op zijn hoofd en deden hem een purperen mantel aan. Ze liepen naar hem toe en zeiden: ‘Leve de koning van de Joden!’, en ze sloegen hem in het gezicht. Pilatus liep weer naar buiten en zei: ‘Ik zal hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is hij, de mens,’ zei Pilatus. (Johannes 19:1-5)

REFLECTIE

Welke dreiging ging er van Jezus uit? We weten dat Hij in heilige verontwaardiging de tempel reinigde van uitbuiters en dieven, maar nergens lezen we dat Hij mensen opriep om zich met geweld te verzetten tegen de Romeinse bezetter of de Joodse leiders. In tegendeel, Jezus riep op tot een levenshouding van liefde, verdraagzaamheid, mildheid en vergeving. Wie kan daar iets tegen hebben?
Op de beschuldiging van godslastering hadden de Joden hun eigen wetgeving (die van Mozes) kunnen toepassen. Dood door steniging was dan het gevolg geweest. Maar klaarblijkelijk had men een nog wredere, vernederende dood voor Jezus in gedachten en de executie moest worden uitgevoerd door de Romeinen. Met een mix van manipulatie en valse beschuldigingen zorgen de Joodse leiders ervoor dat Jezus sterft op een wijze die precies past bij de profetieën uit hun eigen geschriften. De vernedering van Jezus betekende uiteindelijk zijn verhoging. De bespotting draaide uit op zijn verheerlijking. Zijn dood werd de toegang tot eeuwig leven.

GEBED
Trouwe Heer, U die alle macht in hemel en op aarde hebt, U die met een zucht al uw tegenstanders had kunnen wegvagen, U onderging de spot en vernedering met waardigheid en kracht. Alles wat U zei kwam voort uit liefde voor ons en gehoorzaamheid aan uw Vader. Niets wat U deed verdiende afkeuring of straf. En nog altijd zijn er mensen die met U spotten en die met een duivels genoegen uw Naam door het slijk halen. Dat zegt niets over U, maar alles over deze mensen.
Er komt een dag dat wij met U als overwinnaars zullen heersen. Er komt een dag dat alle spotters voorgoed het zwijgen wordt opgelegd. Er komt een dag dat U, rechtvaardige Rechter, een zuiver oordeel zult vellen. Bewaar uw kinderen, sterk ons tot die tijd door uw Woord en uw Geest. En als wij moeten lijden om uw naam, dan is dat slechts tot eer van U. Amen

maandag 18 februari 2008

En nu nog de juiste antwoorden

Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ ‘Ik ben toch geen Jood,’ antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uitgeleverd – wat hebt u gedaan?’ Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.’ Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben,’ zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’ Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’ Johannes 18:33-38

REFLECTIE
Pilatus dacht dat hij heel wat was. Hij liet de Koning der koningen bij zich komen voor een kort verhoor. Hij zat niet te wachten op onrust in het gebied waar hij namens de Romeinse bezetter de orde moest handhaven. Wat waren dat voor verhalen over die merkwaardige man die door zijn volksgenoten bij hem was gebracht? Beweerde deze Jood echt dat hij een koning was?
Jezus antwoordt - zoals wel vaker - met een scherpe tegenvraag. De rollen zijn direct omgekeerd. Rustig legt Jezus hem uit dat Hij niet gekomen is om een gewelddadige revolutie in gang te zetten, maar om de waarheid wereldkundig te maken. Pilatus heeft nog een vraag over: 'Maar wat is waarheid?'
Tja, sommige mensen staan oog in oog met de waarheid maar zijn zo vol van hun eigen wijsheid dat zij het antwoord op hun slimme vragen niet zien. Maar er komt een dag dat elke knie zich zal buigen voor mijn Heer!

GEBED
Heer Jezus, opnieuw sta ik versteld van u. Elk woord dat u sprak was waar en elke vraag of tegenvraag die u stelde was scherp als een zwaard. Ik ben zo dankbaar dat we nu weten waarom u naar deze wereld bent gekomen en wat u voor ons hebt gedaan. De waarheid is door u en in u tot ons gekomen en onze ogen en harten zijn voor u opengegaan. U bent gekomen om van de waarheid te getuigen en wij zijn geroepen om uw getuigen te zijn. Help ons Heer, om de juiste vragen te stellen en door uw Woord en Geest wijze antwoorden aan de mensen te geven. Uw Woord is de waarheid! Amen

maandag 11 februari 2008

Prijsgegeven om ons vrij te kopen

Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, om zich niet te verontreinigen voor het pesachmaal. Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg: ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ Ze antwoordden: ‘Als hij geen misdadiger was, zouden we hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee, en veroordeel hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ Zo ging de uitspraak van Jezus in vervulling waarin hij aanduidde welke dood hij sterven zou. Johannes 18:28-31

REFLECTIE

Waarom is Jezus eigenlijk niet gestenigd als een valse profeet? Nee, ik zeg natuurlijk niet dat hij een valse profeet was, maar ik probeer te begrijpen waarom de religieuze leiders van Israël destijds het vuile werk door de Romeinse bezetter lieten doen.
Jezus wordt van het kastje naar de muur gezonden. Tijdens deze gang van zaken worden diverse juridische procedures geschonden - degenen die Jezus veroordelen storen zich in dit bijzondere geval niet aan de wetsregels van hun eigen Talmud. Kennelijk hebben de vijanden van Jezus haast. Ze brengen hem naar Pilatus, maar blijven zelf buiten staan. Vrome joodse mannen zouden zich kunnen verontreinigen door het huis van een heiden binnen te gaan. Kennelijk vonden deze zelfde 'vrome' mannen het geen probleem om een volmaakt onschuldige volksgenoot op valse gronden aan de Romeinse bezetter over te leveren. Hun schijnheiligheid spreekt boekdelen en met hun handelswijze zorgden ze er zelf voor dat de profetieën over Jezus' veroordeling en dood in vervulling gingen. Hoe blind kun je zijn!

GEBED
Lieve Jezus, ik weet dat het zo'n tweeduizend jaar geleden is, maar vandaag nog kan ik woedend worden over het onrecht dat u is aangedaan. Wat waren dit voor mensen? Ze wilden zich niet verontreinigen, zo vlak voor het pesachfeest, maar ze maakten zich wel schuldig aan uw onrechtmatige veroordeling. Door hun gemanipuleer met de waarheid werd u, het Lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt, naar de slachtbank geleid. O Heer, wat is u een onrecht aangedaan!
Maar u had vooraf gezegd dat u van de aarde omhooggeheven zou worden* en uw vijanden hebben ervoor gezorgd dat dit letterlijk zo in vervulling is gegaan.
Dank u, trouwe Heer, dat u onrecht en vernedering wilde ondergaan en dat u zichzelf wilde prijsgeven om ons vrij te kopen. Amen

*Johannes 12:32

(Illustratie David Sörensen)

maandag 4 februari 2008

Maak ons sterk en moedig


Simon Petrus liep met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet,’ zei hij. (Johannes 18:15-17)

REFLECTIE
Nooit eerder is mij opgevallen dat 'een andere leerling' het paleis van de hogepriester is binnengegaan. Ik geloof dat Johannes, de schrijver van dit evangelie, hier over zichzelf schrijft. Dit verklaart ook hoe hij ons kan vertellen wat er binnen het paleis is gezegd en gedaan.
Johannes, de leerling die Jezus liefhad, neemt grote persoonlijke risico's. Hij is het die bij Jezus blijft wanneer deze gearresteerd en verhoord wordt, hij is het die aan de voet van het kruis staat - bij Maria, de moeder van Jezus. Johannes wil zijn eigen dappere gedrag niet te veel laten afsteken bij het minder fraaie gedrag van zijn broeder Petrus. Maar er is geen ontkennen aan - hij moet ook de waarheid over Petrus vertellen: de stoere man die eerst nog het zwaard hanteert om Jezus te beschermen, bezwijkt onder de druk als de dreiging voor hem te groot wordt.

GEBED
Heer, wat ben ik blij dat er tenminste nog één leerling was die niet van uw zijde week. Johannes plaatst hier niet zichzelf in de schijnwerpers, hij houdt de blik gericht op U. Hij laat ons ook getuige zijn van een zwak moment van Petrus - de stoere discipel die tot drie keer toe ontkende dat hij bij U hoorde. We weten gelukkig dat Petrus verschrikkelijk spijt kreeg van zijn ontkennende woorden en dat Hij door U weer in liefde is aangenomen.
Maak mij toch trouw en sterk als Johannes. Hij was misschien niet de opvallendste kerel in uw gezelschap, maar wat heeft hij ons een prachtig voorbeeld van liefde en trouw gegeven. Ik denk dat ik nu wel begrijp waarom U zoveel van deze leerling hield. Maar Petrus was U ook lief en U wist ook wel dat hij niet minder van U hield. Vergeef ons al die momenten waar we U en onszelf beschaamd hebben. Maak ons sterk en moedig zodat U trots op ons kunt zijn. Amen

Source illustration: Inkwell Greetings

zondag 27 januari 2008

Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan

Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze antwoordden: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik ben het,’ zei Jezus, terwijl Judas, zijn verrader, erbij stond. Toen hij zei: ‘Ik ben het,’ deinsden ze achteruit en vielen op de grond. Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken jullie?’ en weer zeiden ze: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik heb jullie al gezegd: “Ik ben het,”’ zei Jezus. ‘Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.’ (Johannes 18:4-8)

REFLECTIE

Hoe vaak heb ik dit gelezen? Heel vaak. Toch ontdek ik elke keer iets nieuws. Ik heb al eerder geleerd dat Jezus zich hier kenbaar maakt met de IK BEN naam van zijn Vader. Geen wonder dat de mannen die hem kwamen arresteren achteruit deinsden en op de grond vielen! Jezus en zijn leerlingen zouden bij deze confrontatie met gewapende soldaten en tempelwachters bang moeten worden en weg moeten rennen, maar dat gebeurt niet. Ik denk wel dat Jezus' leerlingen geschrokken zijn en later blijkt ook dat ze reden hadden om angstig te zijn, maar Jezus komt hier als Winnaar uit de strijd. Het moet ons niet verbazen, want Jezus komt bij elke confrontatie als Overwinnaar uit de strijd! Kijk hoe Hij hier de regie neemt... 'Wie zoeken jullie?' vraagt Hij aan de mannen die hem komen arresteren. En zie hoe dapper Hij zijn leerlingen hier in bescherming neemt. Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren. Maar Hij schrikt voor niets en niemand terug.

GEBED
Machtige Heer, opnieuw ben ik onder de indruk van U. In gedachten zie ik die soldaten en tempelwachters, geleid door Judas, in die olijfgaard lopen. Alsof ze een grote crimineel moesten oppakken. Wat hebben uw tegenstanders zichzelf daar toch verschrikkelijk te kijk gezet. En wat is het mooi om te zien hoe superieur, hoe majestueus, hoe Goddelijk U zichzelf daar uitlevert. U stond als een beschermheer voor uw vrienden en zonder aarzeling ging U uw lot tegemoet. Wat ben ik blij dat U mijn Heer bent. Wat ben ik dankbaar dat U bereid was om de hele weg te gaan! U bent mijn Superheld. Amen

maandag 21 januari 2008

Eenheid in verscheidenheid

Ik bid niet alleen voor hen, maar voor allen die door hun verkondiging in mij geloven. Laat hen allen één zijn, Vader. Zoals u in mij bent en ik in u, laat hen zo ook in ons zijn, opdat de wereld gelooft dat u mij hebt gezonden. Ik heb hen laten delen in de grootheid die u mij gegeven hebt, opdat zij één zijn zoals wij: ik in hen en u in mij. Dan zullen zij volkomen één zijn en zal de wereld begrijpen dat u mij hebt gezonden, en dat u hen liefhad zoals u mij liefhad. (Johannes 17:20-23)
REFLECTIE

Nadat Jezus voor de kleine kring van zijn leerlingen gebeden had, bad Hij ook "voor allen die door hun verkondiging in mij geloven." Als je in Jezus gelooft, mag je jezelf dus ook tot deze groep rekenen!
Maar wat vraagt Jezus aan zijn Vader voor ons? Hij vraagt om eenheid. Samen met de Vader en de Geest vormt Jezus een volmaakte Drie-eenheid. Ik geloof dat onze menselijke drie-eenheid van ziel, geest en lichaam daar een afspiegeling van is en dat we ook in die zin beelddragers van onze Schepper zijn. Maar welk beeld geven wij de buitenwereld van Christus? Een gaaf beeld van eenheid, of een verbrokkeld beeld van verdeeldheid?

GEBED
Heer Jezus, ik geloof dat de Vader al uw gebeden verhoort - ook als wij dat nu nog niet kunnen zien. Ik geloof in de eenheid van uw volgelingen: uw lichaam hier op aarde. Ik geloof dat wij als kinderen van één Vader door één Geest met U en met elkaar verbonden zijn. Wij zien vaak verschillen en verdeeldheid, maar U ziet eenheid in verscheidenheid. U weet hoe het lichaam samengroeit tot een welsluitend geheel, maar wij zien slecht onsamenhangende lichaamsdelen die elkaar weigeren te steunen en te erkennen. Laat mij toch meewerken aan de eenheid van uw lichaam. Voeg mij toch in op een plaats waar ik aan de eenheid kan werken, waar ik anderen kan dienen en waar ik optimaal inzetbaar ben voor U. Amen

maandag 14 januari 2008

Niet van deze wereld

Ik heb hun uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook ik niet bij de wereld hoor. Ik vraag niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of u hen wilt beschermen tegen de duivel. Ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor. Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. Ik zend hen naar de wereld, zoals u mij naar de wereld hebt gezonden. Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn. (Johannes 17:14-19)

REFLECTIE

Reken niet op enthousiaste bijval van veel mensen wanneer je voor je geloof in God uitkomt. Het is te verwachten dat wij - net als Jezus - met tegenstand, spot en zelfs haat geconfronteerd worden. We weten waar al die negativiteit vandaan komt, maar door deze woorden weten we ook dat Jezus Zelf voor onze bescherming heeft gebeden. En vanzelfsprekend verhoort de Vader zijn gebed!
Als Jezus bidt voor onze heiliging, dan betekent dit vooral dat wij door God apart gezet, afgezonderd worden. We laten ons niet ontmoedigen en wegdrukken door tegenstand of haat, want Jezus bad: 'Ik vraag niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen' en Hij geeft ons de opdracht de wereld in te gaan. Onze heiliging heeft te maken met het feit dat wij middenin die wereld zo anders zijn dan mensen die wel bij de wereld horen. Uit de liefdevolle en vergevende manier waarop wij reageren moet duidelijk worden dat wij van Jezus zijn.

GEBED
Dank U Jezus voor dit gebed. Dank U dat U de Vader gevraagd heeft ons te beschermen en te heiligen. In ons hart is er altijd het verlangen naar instemming en erkenning. We willen ook graag geaccepteerd worden door onze familie, vrienden, medemensen. En het is natuurlijk fijn als we niet gehaat worden en geen tegenstand ondervinden. Toch kijken we er niet echt van op wanneer we een prijs moeten betalen voor het feit dat wij bij U horen. Het zal ons niet verbazen als mensen afwijzend en spottend reageren op het evangelie. Maar wij danken U voor de familie van God waar wij bij mogen horen en waar we volledig geaccepteerd zijn. Wij houden ons vast aan uw Woord en zijn dankbaar dat we niet van deze wereld maar van U zijn! Amen

maandag 7 januari 2008

Een volle hemel

Daarna sloeg Jezus zijn ogen op naar de hemel en zei: ‘Vader, nu is de tijd gekomen, toon nu de grootheid van uw Zoon, dan zal de Zoon uw grootheid tonen. Hij heeft van u macht over alle mensen ontvangen, de macht om iedereen die u hem gegeven hebt het eeuwige leven te schenken. Het eeuwige leven, dat is dat zij u kennen, de enige ware God, en hem die u gezonden hebt, Jezus Christus. Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt. Vader, verhef mij nu tot uw majesteit, tot de grootheid die ik bij u had voordat de wereld bestond. Johannes 17:1-5

REFLECTIE

Eeuwig leven, wat is dat? Eerlijk gezegd kan ik me er niet zo goed een voorstelling van maken. Als ik het probeer dan denk ik aan een prachtige wereld waar ik me tot in lengte van dagen kan verbazen over de goedheid en schoonheid van God en over alles wat Hij gemaakt heeft. Ik ben in die wereld niet alleen, maar met ontelbaar veel mensen en natuurlijk kom ik veel bekenden tegen. Met al die mensen heb ik een perfecte relatie, want niemand heeft slechte bedoelingen, verkeerde gedachten of lelijke karaktertrekjes. En zelf ben ik ook volmaakt geworden.
Er moet dus nog heel veel gebeuren voordat ik in die wereld thuishoor. En ik zou niet weten hoe ik in die hemelse omgeving zou kunnen aankomen zonder het werk dat Jezus op aarde voor mij heeft volbracht. Als ik Hem daar ontmoet ben ik in ieder geval direct in vertrouwd gezelschap. Dat is te mooi voor woorden. Maar dat is God ook.

GEBED
Trouwe Heer, ik lees in uw gebed dat U op aarde zo terugverlangde naar de heerlijke positie die U bij de Vader in de hemel had. Er klinkt niets onoprechts of oneerbiedigs in uw woorden. Uw verlangen om weer volledig deel uit te maken van de grootheid van uw Vader was zo zuiver als de hemel zelf. En uw gebed is vanzelfsprekend verhoord. Het eeuwige leven, dat is dat wij uw Vader kennen als onze Vader, de enige ware God. En dat wij U kennen, de door God gezonden Verlosser, Jezus Christus. De hemel gaat al voor ons open op het moment dat wij U als Redder aanvaarden. Daarna is het slechts een kwestie van tijd voordat we er volledig deel van zullen uitmaken en ten volle van kunnen genieten. Want ik geloof dat het vol zal zijn bij U in de hemel, Heer. Heel erg vol. Maar ook heerlijk, vredig en rustig. Amen