zondag 30 september 2007

Niet voor mij, maar voor u

Nu ben ik doodsbang. Wat moet ik zeggen? Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan? Maar hiervoor ben ik juist gekomen. Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’ Toen klonk er een stem uit de hemel: ‘Ik heb mijn grootheid getoond en ik zal mijn grootheid weer tonen.’ De mensen die daar stonden en dit hoorden, zeiden: ‘Een donderslag!’ Maar er waren er ook die zeiden dat het een engel was die tegen hem gesproken had. Jezus zei: ‘Die stem heeft niet voor mij gesproken, maar voor u. Nu wordt het oordeel over deze wereld geveld, nu zal de heerser van deze wereld uitgebannen worden. Wanneer ik van de aarde omhooggeheven word, zal ik iedereen naar mij toe halen.’ Daarmee bedoelde hij de wijze waarop hij zou sterven. Johannes 12:27-30

REFLECTIE
In theorie had de Heer twee opties. Hij had dit gebed kunnen opzenden: ‘Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan’, maar hij wees deze mogelijkheid bewust af en sprak in plaats daarvan dit gebed uit: ‘Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader.’
Toen dreunde er een donderende stem door de wolken - dezelfde stem die ooit het heelal tot aanschijn riep, dezelfde stem die het licht in de duisternis schreeuwde – de stem van de Almachtige God.
Jezus had deze stem niet hoeven horen, hij was voortdurend met zijn Vader in gesprek. Deze stem klonk voor de toehoorders, voor de mensen die hier getuige van waren, zoals de discipel die verslag uitbrengt van deze buitengewone gebeurtenis in de menselijke geschiedenis.
Lees deze woorden opnieuw en hoor de donderende stem van God weerklinken in je hart. Terugkeren is geen optie meer: iedereen zal zien hoe groot Gods naam is, de overwinning van Christus zal opgeëist worden, de vijand zal definitief verslagen worden en het is slechts een kwestie van tijd tot het laatste oordeel zal zijn geveld. Ja, wij dienen een ontzagwekkend grote God en een machtige Redder!

GEBED
Lieve Heer Jezus, dank u voor de gehoorzaamheid aan uw Vader. Ik geloof dat u het gezag en het allerhoogste recht had om dat eerste gebed te bidden: ‘Vader, laat dit ogenblik aan mij voorbijgaan’. Maar de gehele mensheid moet toch volledig overdonderd zijn door uw bereidheid om dat tweede gebed uit te spreken: ‘Laat nu zien hoe groot uw naam is, Vader!’ En God beantwoordde dat gebed direct en zeer overtuigend.
Dit was de reden van uw komst: u kwam om de wereld te bevrijden van de duisternis, u kwam om ons te verlossen, om ons naar u toe te halen. Als we terugkijken in het verleden en deze woorden lezen, denken we misschien dat we iets begrijpen van wat hier gebeurde - wij weten immers van het kruis. Maar als ik aan uw woorden denk en ze diep laat doordringen tot in mijn hart en hoofd - dan voel ik me totaal overweldigd door uw liefde. Wat een Heer hebben wij!

maandag 24 september 2007

Maar één prioriteit

Nu was er ook een aantal Grieken naar het feest gekomen om God te aanbidden. Zij gingen naar Filippus uit Betsaïda in Galilea, en vroegen hem of ze Jezus konden ontmoeten. Filippus ging dat tegen Andreas zeggen en samen gingen ze naar Jezus. Jezus zei: ‘De tijd is gekomen dat de Mensenzoon tot majesteit wordt verheven. Waarachtig, ik verzeker u: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft het één graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. Wie zijn leven liefheeft verliest het, maar wie in deze wereld zijn leven haat, behoudt het voor het eeuwige leven. Wie mij dient moet mij volgen: waar ik ben zal ook mijn dienaar zijn, en wie mij dient zal door de Vader geëerd worden. (Johannes 12:20-26)

REFLECTIE
Drie maal per jaar moesten joodse mannen naar Jeruzalem komen om een van de belangrijke feesten mee te maken. Er kwamen ook buitenlanders mee – waarschijnlijk omdat zij in contact gekomen waren met joodse gelovigen en zich tot het judaïsme bekeerd hadden.
Je zou er bijna overheen lezen, maar hier zijn een aantal Grieken die via twee van Jezus’ leerlingen proberen om met Jezus in gesprek te komen. Tijdens het Loofhuttenfeest hadden de Joden zich al afgevraagd of Jezus misschien van plan was om naar het buitenland te vertrekken om daar onderwijs te geven aan joodse gelovigen die verspreid onder de heidenen woonden. Jezus had namelijk gezegd: ‘Ik zal nog een korte tijd bij u zijn, dan ga ik naar hem die mij gezonden heeft. U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben.’ Deze geheimzinnige uitspraak – die wij nu wel begrijpen, maar die op dat moment heel raadselachtig moet hebben geklonken – riep de nodige vragen op: “Toen zeiden de Joden tegen elkaar: ‘Waar gaat hij dan naartoe, dat wij hem niet kunnen vinden? Hij zal toch niet naar de Griekse diaspora gaan om de Grieken onderricht te geven? Wat bedoelde hij dan toen hij zei: “U zult me zoeken maar me niet vinden; u zult niet kunnen komen waar ik ben”?’ (Johannes 7:33-36)
Jezus was vastbesloten om zijn missie te volbrengen. Niets en niemand kon Hem van zijn opdracht afbrengen. Zijn weg voor ons zou dwars door de dood gaan en eeuwig leven brengen aan allen die in Hem geloven!
GEBED
Dank U, Heer Jezus, dat U de weg tot het eind toe bent gegaan en dat U bereid was uw leven af te leggen voor ons. Er waren genoeg mensen die iets van U wilden en die om uw tijd en aandacht vroegen. Gelukkig weten wij dat U later uw dienstknecht Paulus naar de Grieken – en andere volken – zond om het bevrijdende nieuws van uw dood en opstanding bekend te maken. Ik dank U dat er maar één prioriteit in uw leven was: de wil van de Vader doen. Omdat U daar volledig op geconcentreerd bleef, mogen wij nu leven door en voor U. Ja, ik wil uw dienaar zijn en ik ben blij dat ik U mag volgen en dienen op de plaats waar U mij gesteld hebt. Help ook mij om het evangelie aan anderen bekend te maken. Gelukkig weet ik dat U bij mij bent!

maandag 17 september 2007

Uittocht en intocht

De volgende dag was er al een grote menigte in Jeruzalem voor het feest. Toen ze hoorden dat Jezus ook zou komen, haalden ze palmtakken en liepen ze de stad uit, hem tegemoet, terwijl ze riepen: ‘Hosanna! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer, de koning van Israël.’ Jezus zag een ezel staan en ging erop zitten, zoals geschreven staat: ‘Vrees niet, Sion, je koning is in aantocht, en hij zit op een ezelsveulen.’ Zijn leerlingen begrepen dit aanvankelijk niet, maar later, toen Jezus tot majesteit verheven was, herinnerden ze zich dat dit over hem geschreven stond, en dat het zo ook gebeurd was. (Johannes 12:12-16)

REFLECTIE

Vrome joodse gelovigen kwamen naar Jeruzalem voor het jaarlijkse Pesachfeest: de herdenking van de exodus – de bevrijdende uittocht uit Egypte. Ooit was Gods volk beroofd van zijn vrijheid en behandeld als slaven. God Zelf had hun lijden gezien, hen een krachtige leider en bevrijder gegeven in de persoon van Mozes. De vrijheid was herwonnen, het beloofde land kon na een lange weg worden binnengetrokken.
Op het moment van Jezus’ intocht in Jeruzalem ging het joodse volk opnieuw gebukt onder vreemde overheersing. Nee, men was niet weggevoerd naar een vreemd land, maar vreemdelingen waren naar hun eigen land gekomen en hadden daar de macht overgenomen. Zou God nu ook een bevrijder zenden om zijn volk te verlossen? En… was Jezus - de man die doden tot leven kon wekken – dan niet de Messias die hen ook van dit slavenjuk kon bevrijden?

GEBED
Heer, U werd met gejuich ontvangen door mensen die slechts hun eigen kortzichtige verlangens en politieke agenda voor ogen hadden. U werd als koning binnengehaald door een volk dat ziende blind en horende doof was. Uit veel kelen klonk het ‘Hosanna’ en veel tongen hebben die dag een zegen over u uitgesproken. Veel van deze mensen riepen niet lang daarna om uw gruweldood en vervloekten u met evenveel vuur en overgave. Uw eigen leerlingen begrepen de ware betekenis van uw intocht pas toen U als grootste Overwinnaar tot majesteit verheven was!
Lieve Jezus, vergeef me als ik U verwelkom met verkeerde motieven. Laat me U niet lofprijzen en toejuichen met een onveranderd hart. Laat mij liever als dat eenvoudige ezeltje zijn dat nederig meewerkte aan de intocht van de Koning der koningen. Ik dank u dat ik nu – met de wijsheid achteraf – begrijp welke bevrijding uit slavernij, welke geestelijke exodus u voor ons allemaal tot stand hebt gebracht.

maandag 10 september 2007

De prijs en de waarde

Maria nam een kruikje kostbare, zuivere nardusolie, zalfde de voeten van Jezus en droogde ze af met haar haar. De geur van de olie trok door het hele huis. Judas Iskariot, een van de leerlingen, degene die hem zou uitleveren, vroeg: ‘Waarom is die olie niet voor driehonderd denarie verkocht om het geld aan de armen te geven?’ Dat zei hij niet omdat hij zich om de armen bekommerde – hij was een dief: hij beheerde de kas en stal eruit. Maar Jezus zei: ‘Laat haar, ze doet dit voor de dag van mijn begrafenis; de armen zijn immers altijd bij jullie, maar ik niet.’ Johannes 12:3-8

REFLECTIE
“Sommige mensen kennen van alles de prijs en van niets de waarde,” zei iemand ooit. Wat is het waard om in het gezelschap van Jezus Christus te zijn, de eeuwige Zoon van God? En stel je dit eens voor: je broer is terug tot leven geroepen door de Schepper van het universum en al je zonden zijn vergeven door de perfecte Minnaar van je ziel. Welk prijskaartje zou je daar aan willen hangen?
Maria gaf helemaal niets om geld. Zij wilde alles aan haar Heer geven, alles wat zij had en alles wat zij was. En Jezus wist haar geschenk op waarde te schatten.
Soms weten mensen rondom je geen raad met jouw volledige toewijding. Zij raken geobsedeerd door de prijs van jouw geschenk aan de Meester en ze kunnen de zoete geur van pure liefde en aanbidding niet uitstaan. Maar wiens fout is dat?

GEBED
Lieve Heer, geen mens kan uw plaats innemen of uw eer opeisen. Ik wil mijn liefde voor u uitstorten, het kan me niet schelen wat het kost of wat anderen er van zeggen. U kent mijn ware motieven en niemand hoeft u te vertellen wat anderen inspireert wanneer ze mij lastig vallen, bekritiseren of afkatten. Ik bid alleen dat de zoete geur van mijn toewijding en aanbidding genoeg zal zijn om de kwade reuk te verdrijven die zij verspreiden omdat zij slechts hun eigen eer en de dingen van deze wereld begeren. Laat hen berouwvol tot inkeer komen voordat zij zich zo ver van u verwijderen dat zij zich niet meer met u kunnen laten verzoenen. Verander hun hart en zienswijze, want er is helemaal niets mis met mijn volledige toewijding aan u.

maandag 3 september 2007

Een voor allen en allen voor Een



Veel Joden die naar Maria toe gekomen waren en gezien hadden wat Jezus deed, kwamen tot geloof in hem. Maar enkelen gingen naar de Farizeeën om hun te vertellen wat Jezus gedaan had. Daarop riepen de hogepriesters en de Farizeeën het Sanhedrin bijeen: ‘Wat moeten we doen? Deze man doet veel wondertekenen, en als we hem zijn gang laten gaan, zal iedereen in hem gaan geloven. Straks grijpen de Romeinen in; dan zullen ze onze tempel en ons volk vernietigen.’ Een van hen, Kajafas, die dat jaar hogepriester was, zei tegen de anderen: ‘Jullie begrijpen het niet! Besef toch dat het in jullie eigen belang is dat één man sterft voor het hele volk, zodat niet het hele volk verloren gaat.’ Johannes 11:45-50

REFLECTIE
Wat moet er gebeuren om sommige mensen te laten geloven? Ach, als ze maar één keer iets van God konden zien. Nou, sommige mensen stonden oog in oog met Jezus en ze kwamen nog niet tot het juiste inzicht. Goed dan, als ze dan maar één keer een wonder zouden mogen meemaken... Sommige mensen zagen een hele serie wonderen voor hun neus gebeuren, een aantal van hen zagen Lazarus zelfs levend uit zijn graf stappen, maar kwamen zij hierdoor allemaal tot geloof in Jezus?
Wat is er nodig om te kunnen geloven? Het antwoord is erg eenvoudig en tegelijkertijd bijzonder moeilijk, want om te kunnen geloven heb je vertrouwen nodig. En vertrouwen heeft niets te maken met een gecalculeerd risico, een wilde gok of een volledig begrip van alle geheimen van het leven. Vertrouwen is als liefde, het gaat om een hartskeuze, een totale overgave - en dat is nou juist zo moeilijk.
Als je wilt geloven, zul je zien. Wanneer je jezelf wilt overgeven aan Jezus, dan zul je hem beter leren kennen en meer van hem gaan houden. Dan zul je WETEN dat hij Heer is.
Sommige mensen geloven helemaal niet in Jezus, maar toch kunnen ze ware dingen over hem zeggen of zelfs een bordje boven zijn kruis spijkeren met een correct opschrift. Kajafas geloofde niet in Jezus, maar hij zei wel degelijk de waarheid over hem. Als hogepriester van het jaar sprak hij een profetie uit. Hij zei dat Jezus voor allen zou sterven om ons bijeen te brengen en één te maken als volk van God.

GEBED
Lieve Heer Jezus, u kunt ons gebruiken - zelfs wanneer wij daar niet vrijwillig aan meewerken. U kunt onze mond, onze handen en onze voeten gebruiken - zelfs als wij niet bereid zijn om te spreken, te handelen of te gaan. U hebt mij niet nodig om uw werk op aarde te doen, maar dit wil ik u zeggen: ik ben bereid om door u gebruikt te worden.
Als u Kajafas' mond de waarheid over u kon laten verkondigen, dan kunt u zeker ook mijn stem gebruiken om over u te spreken en het goede nieuws bekend te maken: ‘Jezus stierf voor ons allen, zodat wij allemaal voor eeuwig kunnen leven!’
Ja, Kajafas had helemaal gelijk: ze begrepen er geen snars van! Ze hadden geen flauw benul waar zij het over hadden, want ze kenden u niet - Gods enige Zoon, onze Redder en Verlosser, de Minnaar van mijn ziel!