maandag 28 april 2008

De visser wordt herder

Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. (Joh. 21:15-17)

REFLECTIE

Alsof Petrus al niet diep genoeg gegaan was. Jezus brengt zijn stoerste leerling in verlegenheid. Tot driemaal toe vraagt Hij hem om een liefdesverklaring: ‘Simon, zoon van Johannes, heb jij mij lief?’ Tot driemaal toe komt het antwoord – en de laatste keer klinkt het met een gebroken stem: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’
Dezelfde man die tot driemaal toe zijn persoonlijke relatie met Jezus ontkend had, verklaart zijn Heer tot driemaal toe zijn liefde. Jezus herstelt de relatie en herhaalt zijn opdracht. En Petrus krijgt een nieuw beroep: de visser wordt herder.

GEBED
Heer Jezus, kom tot uw doel in mijn leven. Misschien heb ik niet gedaan wat U van mij hebt gevraagd. Er zijn momenten in mijn leven geweest waar ik liever niet aan wordt herinnerd. Dagen dat ik op eigen kracht mijn doelen vaststelde. Tijden dat ik leefde alsof ik uw stem niet had verstaan. Donkere nachten van pijn en verloochening. Maar daar staat U opnieuw: geduldig en liefdevol. Jazeker, Heer Jezus, ik heb U lief. Ik houd van U. U bent mij alles waard. Zeg maar wat ik moet doen, graag wil ik in uw naam anderen in veiligheid brengen; uw schapen voedsel, zorg en aandacht geven. Maak ook maar een herder van dit eigenwijze schaap.

maandag 21 april 2008

Over de andere boeg

Hij riep: 'Hebben jullie soms iets te eten?' 'Nee,' antwoordden ze. 'Gooi het net aan stuurboord uit,' riep Jezus, 'dan lukt het wel.' Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: 'Het is de Heer!' Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op – meer had hij niet aan – en sprong in het water. (Joh. 21:5-7).

REFLECTIE
De beste stuurlui staan aan wal. Gewoonlijk zeggen we hiermee dat het 'deskundige' advies van buitenstaanders ons helemaal niets oplevert. Maar Jezus is geen buitenstaander – Hij is de absolute Meester. Zijn leerlingen proberen op eigen kracht in hun onderhoud te voorzien, maar hun inspanningen leveren hen niets op. De vraag van Jezus: 'Hebben jullie soms iets te eten?' werkt op mijn lachspieren. Alsof Jezus iets van ons nodig zou hebben! Onder het motto 'je weet maar nooit' gooien de leerlingen het net op zijn woord over de andere boeg. Een verstandige daad. En het net knapt bijna uit elkaar vanwege de onvoorstelbare hoeveelheid vissen!

GEBED
Lieve Heer, Johannes had het als eerste door: U stond daar aan de kant en U gaf de instructie om het net over de andere boeg te gooien! Gelukkig zijn er mensen die hun oren wijd open houden. Hoe vertrouwder zij met U omgaan, hoe beter zijn zij geoefend in het herkennen van uw stem en het verstaan van uw wil. Zo'n leerling wil ik zijn! Zo'n luisteraar wil ik worden!

Petrus kon zich niet langer beheersen en wilde het liefst opnieuw over het water naar U toelopen. Ik houd van die man! Halfnaakt stapte hij overboord, zijn Meester tegemoet. Zo'n leerling wil ik zijn! Als ik hardleers ben en eigenwijs gehandeld heb, roep mij dan tot de orde. Al sta ik halfnaakt, al moet ik kopje onder… wat maakt het uit? Heer, ik ren naar U toe!

vrijdag 18 april 2008

Terug naar af

Petrus zei: 'Ik ga vissen.' 'Wij gaan met je mee,' zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. Joh. 21:3,4

REFLECTIE

Jezus is volgens Johannes een aantal keren aan zijn leerlingen verschenen. Voor Tomas, die niet kon geloven zonder te zien, kwam Jezus nog eens speciaal terug. Daarna verscheen Jezus aan zijn leerlingen bij het meer van Tiberias. Het is Petrus die als eerste besluit om zijn oude ambacht – vissen vangen – weer ter hand te nemen. Misschien dacht hij dat het na deze verschijningen van de levende Heer afgelopen was. Zijn vrienden volgden Petrus, als was hij hun nieuwe leider. De mannen die opgeroepen waren 'vissers van mensen' te worden, vielen na drie jaar intensief persoonlijk onderwijs van de Meester terug op hun oude 'zekerheden' en 'middelen van bestaan': terug naar af, zogezegd. En wat was de eerste opbrengst van hun eigen inspanningen? Gebakken vis? Nee, gebakken lucht!

GEBED
Heer Jezus, wat kunnen wij mensenkinderen toch ongelofelijk hardleers zijn! U geeft ons een opdracht, maar U bent nog niet uit beeld of wij gaan weer gewoon ons eigen gang alsof we niets gehoord, niets gezien, niets begrepen hebben van uw woorden. Ik denk echt niet dat ik het beter had gedaan dan Tomas, Petrus of een van die andere mannen. Hoe vaak heb ik uw stem genegeerd? Hoe vaak ben ik gewoon weer gaan doen wat mij op dat moment zelf het beste of verstandigste idee leek? Ik weet het Heer: werken in eigen kracht levert niets op. Help mij, want ik wil gehoorzaam uw wil blijven doen.

maandag 7 april 2008

Wees niet langer ongelovig

Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’ (Johannes 20:24-29)

REFLECTIE
Tomas was er niet bij toen Jezus kwam. Johannes vertelt niet waarom dat zo was. Uit de reactie van Tomas op het getuigenis van zijn vrienden, blijkt dat deze man niet het sentimentele type was, maar eerder het rationele deel van de mensheid vertegenwoordigde. Er staat nergens dat Tomas niet wilde geloven dat Jezus opgestaan was, uit alles blijkt dat hij het gewoon niet kon geloven. En is dat zo verwonderlijk?
In elk geval is Tomas nog steeds in de kring van Jezus’ vrienden als het wonder van de verschijning zich een week later herhaalt. Speciaal voor Tomas komt Jezus nog eens in de kring terug om ook het laatste beetje ongeloof weg te halen. De rationele Tomas krijgt tastbaar bewijs van de opstanding van Jezus en dit brengt hem op de knieën voor zijn Heer, zijn God.

GEBED
Heer, ik kan me wel voorstellen dat Tomas niet kon geloven dat U uit de dood was opgestaan. Misschien durfde hij zich niet over te geven aan dit geloof, misschien was hij bang voor teleurstelling, misschien dacht hij dat zijn vrienden in hun verdriet waandenkbeelden gekregen hadden. Maar hij bleef trouw en U kwam terug om bij hem de twijfel weg te nemen.
Ik heb U niet met eigen ogen gezien, maar moet afgaan op wat uw vrienden, mannen als Johannes, ons vertellen. Soms vind ik het ook moeilijk of bijna onmogelijk om te geloven, Heer. Maar ik kies er voor om U als Heer en God te erkennen en ik ben erg blij met de zegen die U uitspreekt over mensen die niet zien en toch geloven. Wees ons genadig Heer, kom ons opnieuw tegemoet. Amen