maandag 25 juni 2007

Één kudde met één herder

"Ik ben de deur: wanneer iemand door mij binnenkomt zal hij gered worden; hij zal in en uit lopen, en hij zal weidegrond vinden. Een dief komt alleen om te roven, te slachten en te vernietigen, maar ik ben gekomen om hun het leven te geven in al zijn volheid.
Ik ben de goede herder. Een goede herder geeft zijn leven voor de schapen. Een huurling, iemand die geen herder is, en die niet de eigenaar van de schapen is, laat de schapen in de steek en slaat op de vlucht zodra hij een wolf ziet aankomen. De wolf valt de kudde aan en jaagt de schapen uiteen; de man is een huurling en de schapen kunnen hem niets schelen. Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en mijn schapen kennen mij, zoals de Vader mij kent en ik de Vader ken. Ik geef mijn leven voor de schapen. Maar ik heb ook nog andere schapen, die niet uit deze schaapskooi komen. Ook die moet ik hoeden, ook zij zullen naar mijn stem luisteren: dan zal er één kudde zijn, met één herder." (Johannes 10:9-16)


REFLECTIE
Jezus gebruikt verschillende metaforen om zichzelf te beschrijven als de Heer die zorgt voor degenen die hem toebehoren. De eerste beeldspraak gaat over de herder en de dief. De herder maakt gebruik van de officiële ingang om zijn kudde in veiligheid te brengen, terwijl de dief de schaapskooi binnendringt door een illegale opening in de muren te maken. Schapenrovers zouden geen gebruik maken van de deur, want bij die ingang zat ‘s nachts een wachter die de schapen van verschillende kuddes beschermde. Bij het aanbreken van de nieuwe dag, zou de herder terugkomen om zijn schapen op te halen. Als hij op de deur klopt, herkent de wachter hem en laat hij hem binnen. Vervolgens roept de herder zijn eigen schapen één voor één bij hun naam. Zodra zij de stem van hun meester horen, laten zijn schapen de schapen van andere kuddes in de schaapskooi achter en gaan zij naar buiten.
In een andere beeldspraak spreekt de Heer over een huurling die de schapen in het open veld in de steek laat wanneer zijn eigen leven in gevaar komt. Maar de goede herder, die de wettige eigenaar van de schapen is, zou dat nooit doen. Hij geeft zijn eigen leven om zijn schapen te redden.

GEBED
Heer Jezus, ik herken uw stem en weet dat u geen dief of huurling bent. U bent de wettige eigenaar van uw schapen. U bent ook de enige deur waardoor wij in veiligheid gebracht kunnen worden! Wij weten nu dat u letterlijk uw leven gaf om het als overwinnaar op de dood weer op te eisen. Op die manier heeft u ons voor eeuwig gered. Ja, u bent werkelijk de goede herder uit Psalm 23 en u bent de vervulling van Gods belofte uit Ezechiël 34, waar de Heer zegt: “Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen.” U bent gekomen om uw eigen kudde te redden, maar ook om uw schapen die niet uit deze schaapskooi zijn in veiligheid te brengen. Ik kijk ernaar uit dat wij op een dag werkelijk één kudde met één herder zullen zijn. Tot die tijd vraag ik u om mij te gebruiken om verloren schapen terug naar de kudde te brengen, zodat zij daar onder uw liefdevolle bescherming mogen leven. Amen.