
REFLECTIE
Twee leerlingen van Jezus zijn door Maria van Magdala gealarmeerd: het lichaam van Jezus is weg! Johannes, de man die in zijn evangelie een ooggetuigenverslag geeft van het leven en het overlijden van zijn Meester, rent voor Petrus uit. Hij komt als eerste bij het geopende, lege graf aan, maar wacht (uit angst? uit beleefdheid?) op Petrus voordat hij het graf binnengaat. Maar hij kan zich in de tussentijd niet beheersen, buigt zich voorover, kijkt in het graf en ziet daar de linnen doeken liggen waarin het gebalsemde lichaam van Jezus gerold was. Het lichaam is weg, maar de doeken zijn achtergebleven als een lege cocon. De doek die Jezus’ gezicht bedekt had, is netjes weggelegd. Een klein detail, maar voor Johannes is het kennelijk een overtuigend bewijs: zijn Heer is als Overwinnaar uit de dood tevoorschijn gekomen!
GEBED
Heer Jezus! Wat is het mooi om dit feitelijke verslag van uw leerling Johannes te lezen. Uw trouwe vriend die steeds dicht aan uw zijde bleef; de leerling die aan de voet van uw kruis stond en zich over uw moeder mocht ontfermen; hij mag met eigen ogen zien dat U het graf verlaten hebt. ‘Hij zag het en geloofde’ – en wij lezen zijn woorden en geloven eveneens. U bent de levende Heer en U bent ons vertrouwen waard!
Laat ons leven uit over opstandingskracht, geef ons zicht op U en op de toekomst die we samen met U tegemoet mogen gaan. De dood is verslagen, U bent Heer! Amen