REFLECTIE
De leerlingen van Johannes de Doper hadden een inspirerende, populaire leraar. Van alle kanten kwamen de mensen naar hem toe om naar zijn indrukwekkende preken te luisteren en om door hem gedoopt te worden in de Jordaan. Zijn bekendheid was deze prediker niet naar het hoofd gestegen. Al vanaf de moederschoot wist hij wie zijn Meester was: Jezus Christus, het lam van God dat de zonde van de wereld wegneemt.
Zonder aarzelen wijst Johannes zijn leerlingen op de Meester die zij moeten volgen en onmiddellijk gaan zij achter Jezus aan. Wat ze zoeken? Hun Rabbi, hun Meester natuurlijk! Voortaan willen ze verblijven waar Jezus is en gaan waar hij gaat. ‘Kom maar mee, dan zul je het zien’, klinken de uitnodigende woorden van de Heer. Hoor je ze ook? Ga je mee?
GEBED
Heer, het allermooiste is toch wel om bij u te mogen logeren. Zo graag wil ik bij u in huis, bij u aan tafel zijn, van uw aanwezigheid genieten! In zekere zin bent u onnavolgbaar voor ons, Jezus. Wij kunnen de zonde van de wereld niet wegnemen, wij kunnen niet zelf verzoening met de Vader tot stand brengen. We willen wel gehoorzaam in uw voetstappen gaan en ons oude leven afleggen, maar ook wij kennen onze plaats: aan de voet van uw kruis. Daar knielen wij dankbaar neer, maar we blijven er niet te lang zitten. U roept ons op om mee op reis te gaan en anderen de Weg te wijzen. We juichen over het open graf, we staren naar de wolkenlucht waarin u verdween en zien uit naar de dag dat u op dezelfde wijze terug zult komen. Meester, mogen we dan voor altijd bij u logeren?
‘Kom maar mee, dan zul je het zien.’
Afbeelding met toestemming van kunstenaar Ain Vares overgenomen (Bron afbeelding)